De gouden regels voor rijden met de caravan zijn simpel: nóg meer anticiperen op ander verkeer, dus wat verder vooruitkijken dan je gewend bent. Verder hou je rekening met een iets langere remweg, bijvoorbeeld als er stoplichten aankomen. Optrekken met een caravan aan de haak gaat ook wat langzamer en bij het bochtenwerk neem je de bochten gewoon ietsje ruimer. Gewoon rustig aan, je hebt tenslotte vakantie.
Binnen zitten alle kastjes goed dicht, de glasplaat van de kookplaat staat omlaag en de ramen en dakluiken (!) zijn goed gesloten. Waar moet je nog meer op letten?
Check meteen even of de schakelaar van de koelkast op 12V staat.
Zware bagage ligt zo dicht mogelijk bij de caravan-as en kan niet verschuiven als je hard moet remmen.
Buiten controleer je of alle pootjes zijn ingedraaid, of de gasflessen dicht zijn en vervolgens kan ook de disselbak op slot.
En eh, de bandenspanning had je natuurlijk al gecheckt toen je de caravan ophaalde bij de winterstalling (ook die van het reservewiel).
Raak je met de caravan vaak de grond, ook als je wél op tijd hebt afgeremd bij een verkeersdrempel? Dan heeft je auto te slappe achterveren. Hulpveren bieden dan uitkomst.
Anniek: "Ik rij zelf ook met de caravan, over de autoroute. Maar bij de tolpoortjes kon ik nooit bij de ticketautomaat. Tot ik in een kampeermagazine las over de BBQ-tang. Daarmee pluk je dat kaartje zó uit de automaat. Superhandig!"
Anne-Roos: "Wegrijden op een helling: dat hebben we geleerd tijdens een cursus caravanrijden. Nog best lastig, zeker op een onverharde grond, zoals op een camping. Laat de caravan dan scharen, zodat hij bijna dwars achter de auto staat. En dan met flink gas wegrijden, met de koppeling los. Meestal lukt dat probleemloos."
Een te lage bandenspanning betekent een langere remweg en de kans op een klapband is groter. De bandenspanning varieert tussen 2,5 en 3,0 bar; ‘reïnforced’ banden zelfs tussen 3,5 tot 4,5 bar. Twijfels? Vraag je BOVAG Kampeervakman.