Bougies, meestal één per cilinder, maken deel uit van het elektrische gedeelte van de motor. Een bougie steekt met het uiteinde in de verbrandingsruimte, zodat daar de vonk kan overslaan. Die vonk zorgt weer voor de ontbranding van de brandstof. Een bobine regelt de hoogspanning die de bougie laat vonken.
De werktemperatuur in de verbrandingsruimte moet 500-900 °C zijn. Alleen onder die omstandigheden vervuilt de bougie niet. Gebeurt dit wel, dan is er een slechte verbranding. Dat zorgt weer voor verminderde motorprestaties, een hoger brandstofverbruik en extra vervuilende uitlaatgassen. Een bougie moet op den duur worden vervangen, maar gaat tegenwoordig tot wel 60.000 km mee.